FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER
9 MAART 2022. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten aangaande de verplichting voor de ondernemers op het gebied van de elektronische facturering in het kader van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten
Verslag aan de Koning Sire, Het opzet van het onderhavige
ontwerp bestaat erin sommige bepalingen uit te voeren van de wet van 7 april 2019 tot wijziging van de
wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten
en de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen
en diensten op defensie- en veiligheidsgebied. Deze wet werd bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad
van 16 april 2019. De voormelde wet verplicht aanbesteders om vanaf 1 april 2019 elektronische
facturen die hen door de ondernemers worden toegezonden, te ontvangen en te verwerken. In de
artikelen 6, 14 en 20 van deze wet worden de ondernemers eveneens verplicht hun facturen elektronisch
te versturen naar de aanbesteders. De bepaling van de inwerkingtreding van deze verplichting werd echter
gedelegeerd aan de Koning. Het onderhavige besluit geeft uitvoering aan deze machtigingsbepaling.
Het voorziet in een gespreide inwerkingtreding. Voor overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten waarvan
de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan de drempelwaarde bepaald voor Europese bekendmaking,
gaat deze verplichting in op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn
van zes maanden die ingaat op de dag na de bekendmaking van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.
Voor opdrachten en concessieovereenkomsten waarvan de geraamde waarde onder deze drempel valt, gaat de
verplichting in op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van twaalf
maanden die ingaat op de dag na de bekendmaking van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.
Voor de opdrachten en concessieovereenkomsten waarvan de geraamde waarde echter lager is dan 30 000 euro
exclusief belasting over de toegevoegde waarde, gaat de verplichting echter pas in op de eerste dag van
de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van achttien maanden die ingaat op de dag na de
bekendmaking van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad. Daarnaast wordt in de wet
in een uitzondering voorzien op deze verplichting in hoofde van de ondernemers. Het overmaken van facturen
op elektronische wijze kan vermeden worden voor de opdrachten en concessieovereenkomsten waarvan de geraamde
waarde lager is dan of gelijk aan bepaalde bedragen. In de wet wordt de Koning gemachtigd om deze bedragen
te bepalen. In het onderhavige besluit wordt dit bedrag bepaald op 3 000 euro, exclusief belasting
over de toevoegde waarde zowel voor de opdrachten in de klassieke en de speciale sectoren en voor de
concessieovereenkomsten als voor de opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied. Hieruit volgt
dat de ondernemers in beginsel niet genoodzaakt zijn hun facturen op elektronische wijze over te maken
aan de aanbesteders wanneer de geraamde waarde lager is dan of gelijk is aan 3 000 euro. Wat
de verenigbaarheid van deze regels met het beginsel van vrij verkeer betreft, wordt erop gewezen dat
richtlijn 2014/55/EU in overweging 35 de lidstaten de mogelijkheid biedt te besluiten dat in het kader
van overheidsopdrachten alleen elektronische facturen worden uitgereikt, een mogelijkheid waarvan ook
door andere EU-lidstaten gebruik werd gemaakt. Frankrijk bijvoorbeeld verplicht bedrijven hun facturen
aan de overheidssector in elektronisch formaat toe te zenden. Voorts heeft een harmonisatie plaatsgevonden
om grensoverschrijdende aanbestedingen mogelijk te maken. In het verleden werden in de EU-lidstaten verschillende
normen inzake elektronische facturatie aangewend, waardoor deze niet interoperabel waren. Richtlijn 2014/55/EU
heeft hierin verandering gebracht. Er is inderdaad een semantische norm ontwikkeld waarin de structuur
van de elektronische factuur wordt gedefinieerd. Deze norm helpt het probleem van de versnippering van
oplossingen inzake elektronische facturatie op te lossen. Het vormt een aanvulling op de bestaande sectorale
normen, door middel van een sectoroverschrijdende en pan-Europese norm. Bijgevolg beantwoordt e-facturering
niet alleen aan de behoeften van de aanbestedende overheden, maar biedt zij ook een oplossing voor de
problemen van sectoroverschrijdende en grensoverschrijdende facturering. Deze gemeenschappelijke Europese
norm maakt een grotere interoperabiliteit tussen de lidstaten mogelijk. Tenslotte is er een oplossing
gevonden voor marktdeelnemers die niet over de passende IT-apparatuur beschikken. Het Mercurius portaal
biedt een gratis oplossing. Via een internetformulier kunnen ondernemers hun facturen die gericht zijn
aan aanbesteders die om elektronische facturen verzoeken ingeven, hetgeen hen de tijd verschaft een product
te zoeken dat beter aan hun behoeften voldoet of, indien zij niet wensen te investeren, aangezien het
gebruik van elektronische facturering bijvoorbeeld beperkt is tot één opdracht, toch van een basisoplossing
gebruik te kunnen maken. Om deze redenen lijkt elektronische facturatie het vrije verkeer niet te beperken
of het moeilijker te maken voor ondernemers om daadwerkelijk toegang te krijgen tot overheidsopdrachten. Tot
slot wordt eraan herinnerd dat het de aanbesteders of hun voogdijinstanties vrij staat om strengere maatregelen
te nemen op het vlak van elektronische facturering. Zo zouden zij bijvoorbeeld kunnen beslissen om het
temporeel toepassingsgebied aan te passen (waarbij ze een datum voorzien vroeger dan de datum van inwerkingtreding)
of om het materieel toepassingsgebied aan te passen (waarbij de elektronische factuur van toepassing
verklaard wordt op de opdrachten die uitgesloten worden van het toepassingsgebied van de wet). Echter
zal de aanbesteder die gebruik wenst te maken van strengere maatregelen dit moeten aangeven in zijn opdrachtdocumenten. Wij
hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer
getrouwe dienaars, De Eerste Minister, A. DE CROO De Minister van Ambtenarenzaken, P.
DE SUTTER De Minister van KMO's, D. CLARINVAL De Staatssecretaris voor Digitalisering, belast
met Administratieve Vereenvoudiging, M. MICHEL
Raad van State afdeling
Wetgeving Advies 70.734/1 van 18 januari 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit
`inzake elektronische facturering' Op 20 december 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving,
door de Eerste Minister verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een
ontwerp van koninklijk besluit `inzake elektronische facturering'. Het ontwerp is door de eerste
kamer onderzocht op 13 januari 2022. De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter,
Wouter Pas en Inge Vos, staatsraden, Michel Tison en Johan Put, assessoren, en Wim Geurts, griffier. Het
verslag is uitgebracht door Arne Carton, auditeur. De overeenstemming tussen de Franse en de
Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Inge Vos, staatsraad. Het advies,
waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 18 januari 2022. 1. Met toepassing van artikel
84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft
de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling,
van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING
EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt
tot het vaststellen van de inwerkingtreding van de regels inzake elektronische facturering die gelden
voor ondernemers die deelnemen aan overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten, evenals van vrijstellingen
op deze regels. Artikel 1 van het ontwerp regelt de inwerkingtreding van de artikelen 6, 14
en 20 van de wet van 7 april 2019 `tot wijziging van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten,
de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten, de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten
en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied en tot wijziging
van de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie', die de verplichtingen voor
ondernemers inzake elektronische facturering bepalen. De artikelen 1, 1°, tot 1, 3°, van het ontwerp
stellen daarbij een gefaseerde inwerkingtreding vast in functie van de geraamde waarde van de opdracht. De
artikelen 2 tot 4 van het ontwerp voorzien in een vrijstelling van de voormelde verplichtingen inzake
elektronische facturering voor overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten met een geraamde waarde
tot en met 3.000 euro (exclusief belasting over de toegevoegde waarde). Uit artikel 5 gelezen
in samenhang met artikel 1 van het ontwerp volgt dat het ontworpen koninklijk besluit in werking treedt
op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van achttien maanden die ingaat
op de dag na de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad, behalve artikel 1, 1°, (dat
in werking treedt op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van zes
maanden die ingaat op de dag na de bekendmaking) en artikel 1, 2°, (dat in werking treedt op de eerste
dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van twaalf maanden die ingaat op de dag
na de bekendmaking). 3. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt geboden door het in de aanhef van
het ontwerp vermelde artikel 14/1, vierde lid, van de wet van 17 juni 2016 `inzake overheidsopdrachten',
artikel 32/1, vierde lid, van de wet van 17 juni 2016 `betreffende de concessieovereenkomsten', artikel
11/1, vierde lid, van de wet van 13 augustus 2011 `inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten
voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied' en artikel 26, derde lid, van
de wet van 7 april 2019. Meer bepaald vindt artikel 1 van het ontworpen besluit rechtsgrond
in artikel 26, derde lid, van de wet van 7 april 2019, dat de Koning machtigt om voor de artikelen 6,
14 en 20 de datum van inwerkingtreding te bepalen. De artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp vinden
respectievelijk rechtsgrond in artikel 14/1, vierde lid, van de wet van 17 juni 2016 `inzake overheidsopdrachten',
artikel 32/1, vierde lid, van de wet van 17 juni 2016 `betreffende de concessieovereenkomsten' en artikel
11/1, vierde lid, van de wet van 13 augustus 2011, luidens welke bepalingen het betrokken artikel niet
van toepassing is op opdrachten of concessies waarvan het geraamde bedrag lager is dan of gelijk is aan
het bedrag bepaald door de Koning.(1) ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift 4.
Het opschrift van de tekst moet duidelijk, nauwkeurig, volledig en beknopt zijn.(2) Het opschrift moet
zo worden gesteld dat het onderwerp van de tekst onmiddellijk duidelijk is voor de lezer, en elk aspect
van het onderwerp moet erin aan bod komen zodat bij de lezer geen verwarring ontstaat omtrent het onderwerp
van de tekst. In dit geval wekt het opschrift van het ontwerp de indruk dat algemene regels
inzake elektronische facturering worden bepaald. Er wordt niet vermeld dat de inhoud van het ontwerp
beperkt is tot de reglementering van elektronische facturering door ondernemers bij overheidsopdrachten
en concessieovereenkomsten. Het opschrift moet in het licht hiervan worden herwerkt. Artikelen
2 tot 4 5. De artikelen 2 tot 4 van het ontwerp voorzien in een vrijstelling van de voormelde
verplichtingen inzake elektronische facturering voor overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten met
een geraamde waarde tot en met 3.000 euro (exclusief belasting over de toegevoegde waarde). In
het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State 64.100/1/V van 20 september 2018 over een
voorontwerp dat geleid heeft tot de wet van 7 april 2019 wordt gesteld: "4. Het ontworpen artikel
14/1 van de wet van 17 juni 2016 `inzake overheidsopdrachten' (artikel 6 van het ontwerp), het ontworpen
artikel 32/1 van de wet van 17 juni 2016 `betreffende de concessieovereenkomsten' (artikel 14 van het
ontwerp) en het ontworpen artikel 11/1 van de wet van 13 augustus 2011 `inzake overheidsopdrachten en
bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied' (artikel 20
van het ontwerp) strekken er telkens toe om het gebruik van de elektronische factuur bij aanbestedingsprocedures
verplicht te stellen, zij het dat de Koning dit voor projecten met een kleine omvang kan uitsluiten.
Die verplichting gaat evenwel pas in op een door de Koning vastgestelde datum (artikel 25, derde lid,
van het ontwerp). Daarmee gaat het ontwerp verder dan wat is voorgeschreven door richtlijn 2014/55/EU,
die weliswaar de aanbestedende overheden verplicht om elektronische facturen te aanvaarden en te verwerken,
maar geen verplichting voor de geselecteerde ondernemers inhoudt om dergelijke facturen te sturen. Een
dergelijke verplichting houdt een beperking in van het vrij verkeer, en kan het ondernemingen bemoeilijken
om effectief toegang te krijgen tot de Belgische markt voor aanbestedingen. Bijgevolg kan die verplichting
slechts worden geactiveerd indien die verplichting verantwoord kan worden door een niet-economische reden
van algemeen belang en proportioneel is aan het nagestreefde doel. In dat verband kan echter
worden opgemerkt dat, hoewel richtlijn 2014/55/EU het gebruik van elektronische facturen niet verplicht
stelt, overweging 35 ervan niettemin stelt dat deze richtlijn de lidstaten niet mag beletten te bepalen
dat er in het kader van overheidsopdrachten uitsluitend elektronische facturen kunnen worden ingediend,
wat er minstens op wijst dat een dergelijke mogelijkheid door de Europese wetgever allerminst moet worden
uitgesloten. Het probleem lijkt vooral te kunnen rijzen bij kleinere contracten. In de mate dat bij het
aannemen van het koninklijk besluit waarmee de verplichting wordt opgelegd niet enkel rekening zou worden
gehouden met de situatie op de Belgische markt, maar ook met de positie van potentiële kandidaten uit
andere lidstaten, en er in redelijke uitzonderingen voor kleine contracten wordt voorzien - wat de ontworpen
delegaties mogelijk maken - lijkt ook aan de proportionaliteit te kunnen worden voldaan. Indien
de Koning gebruik maakt van de delegatie die hem is verleend om de inwerkingtreding van de verplichting
te bepalen (artikel 25, derde lid, van het ontwerp) en in uitzonderingen erop te voorzien (het vierde
lid van de ontworpen artikelen 14/1, 32/1 en 11/1) en dit in het licht van de hierboven vermelde overwegingen,
lijken deze bepalingen te kunnen worden verzoend met het vrij verkeer.(3)" Daarnaast wordt in
de adviezen van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO en de Commissie voor de overheidsopdrachten
bij het ontwerp onder meer gesteld dat deze drempel "zeer laag" is. Beide adviesorganen stellen een hogere
drempel voor. De Hoge Raad meent dat het gebruik van gestructureerde e-facturen in het jaar 2020 slechts
beperkt was en niet alle ondernemingen over specifieke en aangepaste software beschikken, waardoor de
ontworpen regelgeving tot een verhoogde administratieve en financiële last aanleiding zou geven. 6.
Gevraagd om, rekening houdend met de voormelde adviezen, de gekozen drempel van 3.000 euro te verantwoorden
in het licht van het beginsel van het vrij verkeer, stelde de gemachtigde onder meer: "Il est
important d'avoir à l'esprit que de nombreux adjudicateurs imposent déjà la facturation électronique
sans que cela ne pose de problème pour les opérateurs économiques et ce, quel que soit le montant du
marché. Le marché semble prêt pour une transition vers le format électronique. De plus, le Gouvernement
fédéral a dédié des moyens pour sensibiliser le marché à l'utilisation de la facture électronique. Il
a également pris une mesure fiscale pour inciter les entreprises à investir dans un logiciel de facturation
électronique. La facturation électronique se fait au bénéfice des entreprises puisque la facturation
au format papier a bien souvent pour conséquence d'allonger les délais de paiement, particulièrement
pour les opérateurs économiques étrangers qui ne devront plus subir les délais postaux, ce qui peut être
préjudiciable pour l'accès des entreprises aux marchés publics. Elle améliorera également la
détection de la fraude, au bénéfice des opérateurs économiques de bonne foi. Ensuite, la directive
2014/55/UE permet, en son considérant 35, aux Etats membres de décider que seules des factures électroniques
sont émises dans le cadre des marchés publics, possibilité qui a par ailleurs été utilisée par d'autres
Etats membres de l'Union européenne. La France par exemple oblige les entreprises à envoyer leurs factures
à destination du secteur public au format électronique. En outre, une harmonisation a eu lieu
pour permettre les marchés transfrontaliers. Par le passé, différentes normes relatives à la facture
électronique étaient utilisées dans les Etats membres de l'Union européenne, ce qui ne les rendaient
pas interopérables. La directive 2014/55/UE a modifié la donn[é]. En effet, une norme sémantique définissant
la structure de la facture électronique a été élaborée. Cette norme contribue à résoudre le problème
de fragmentation des solutions de la facture électronique. Elle complète les standards sectoriels existants,
au moyen d'une norme intersectorielle et pan-européenne. De ce fait, non seulement la facture électronique
s'accorde aux besoins des adjudicateurs, mais elle résout également les difficultés de facturation intersectorielle
et transnationale. Cette norme européenne commune permet une plus grande interopérabilité entre les Etats
membres. Enfin, une solution a été trouvée pour les opérateurs économiques qui ne disposent
pas de l'équipement informatique approprié. Le portail Mercurius propose une solution gratuite. Grâce
à un formulaire internet, les opérateurs économiques peuvent saisir leurs factures destinées aux adjudicateurs
qui demandent des factures électroniques, le temps de trouver le cas échéant un produit plus adapté à
leurs besoins ou s'il ne désire pas investir dans la mesure où l'utilisation de la facture électronique
se limite à un marché. Pour ces raisons, la facturation électronique ne semble donc pas avoir
pour conséquence de restreindre la libre circulation ou de compliquer l'accès effectif des entreprises
aux marchés publics." 7. Aldus blijkt rekening te zijn gehouden met de positie van potentieel
geïnteresseerde ondernemingen uit andere lidstaten en kan in het licht van voormelde verantwoording,
waarbij onder meer gewezen wordt op het gratis ter beschikking stellen van een oplossing voor elektronische
facturatie via het Mercurius platform, worden aangenomen dat voormelde drempel verzoenbaar is met het
vrij verkeer. Het verdient niettemin aanbeveling om voormelde verantwoording op te nemen in het verslag
aan de Koning. Artikel 5 8. Met het oog op de overeenstemming tussen de Nederlandse
en de Franse tekst schrijve men in de Nederlandse tekst "behalve wat betreft de toepassing van" in de
plaats van "tenzij wat de toepassing van". De griffier, De voorzitter, Wim GEURTS
Marnix VAN DAMME _______ Nota's (1) Gelet op de inhoud van deze rechtsgrondbiedende
bepalingen waarin sprake is van opdrachten en concessies "waarvan het geraamde bedrag lager is dan of
gelijk is aan" het bedrag bepaald door de Koning dient het verslag aan de Koning te worden aangepast
waar vermeld wordt: "(...) Het overmaken van facturen op elektronische wijze kan vermeden worden voor
de opdrachten en concessieovereenkomsten waarvan de waarde lager is dan bepaalde bedragen." (2)
Zie Beginselen van de wetgevingstechniek. Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire
teksten, Raad van State, 2008, nr. 14, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (3)
Voetnoot 3 van het aangehaalde advies: Dit zal pas bij de aanneming van het uitvoeringsbesluit kunnen
worden beoordeeld.
9 MAART 2022. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de
modaliteiten aangaande de verplichting voor de ondernemers op het gebied van de elektronische facturering
in het kader van overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 17 juni 2016 inzake
overheidsopdrachten, artikel 14/1, vierde lid; Gelet op de wet van 17 juni 2016 betreffende
de concessieovereenkomsten, artikel 32/1, vierde lid; Gelet op de wet van 13 augustus 2011 inzake
overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied,
artikel 11/1, vierde lid; Gelet op de wet van 7 april 2019 tot wijziging van de wet van 17
juni 2016 inzake overheidsopdrachten, de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten,
de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen
en diensten op defensie- en veiligheidsgebied en tot wijziging van de wet van 4 mei 2016 inzake het hergebruik
van overheidsinformatie, artikel 26, derde lid; Gelet op het advies van de Commissie voor de
overheidsopdrachten, gegeven op 1 juni 2021; Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen
en de KMO, gegeven op 29 juni 2021; Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 26 juli 2021,
overeenkomstig de artikelen 6, § 1, en 7, § 1, van de wet van 15 december 2013 houdende
diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging ; Gelet op het advies van de inspecteur
van Financiën, gegeven op 5 augustus 2021; Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris
voor Begroting, gegeven op 22 september 2021 ; Gelet op het advies 70.734/1 van de Raad van
State, gegeven op 18 januari 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de
wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Eerste
Minister, de Minister van Ambtenarenzaken, de Minister van KMO's en van de Staatssecretaris voor Digitalisering,
belast met Administratieve Vereenvoudiging, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben
Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. De artikelen 6, 14 en 20 van de wet van 7 april 2019
tot wijziging van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, de wet van 17 juni 2016 betreffende
de concessieovereenkomsten, de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten
voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied en tot wijziging van de wet van
4 mei 2016 inzake het hergebruik van overheidsinformatie treden in werking op : 1° de eerste
dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van zes maanden die ingaat op de dag na
de bekendmaking van het onderhavige besluit in het Belgisch Staatsblad, voor de overheidsopdrachten en
concessieovereenkomsten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan de drempel voor Europese
bekendmaking, die vanaf die datum worden bekendgemaakt of hadden moeten worden bekendgemaakt, alsmede
voor de overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten waarvoor, bij gebreke van een verplichting tot
voorafgaande bekendmaking, vanaf die datum wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte. Voor deze
overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten is de in aanmerking te nemen datum van bekendmaking deze
van de bekendmaking in het Bulletin der Aanbestedingen; 2° de eerste dag van de maand die volgt
op het verstrijken van een termijn van twaalf maanden die ingaat op de dag na de bekendmaking van het
onderhavige besluit in het Belgisch Staatsblad, voor de overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten
waarvan de geraamde waarde lager is dan de drempel voor Europese bekendmaking maar hoger of gelijk is
aan 30 000 euro exclusief belasting over de toegevoegde waarde, die vanaf die datum worden bekendgemaakt
of hadden moeten worden bekendgemaakt, alsmede voor de overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten
waarvoor, bij gebreke van een verplichting tot voorafgaande bekendmaking, vanaf die datum wordt uitgenodigd
tot het indienen van een offerte; 3° de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken
van een termijn van achttien maanden die ingaat op de dag na de bekendmaking van het onderhavige besluit
in het Belgisch Staatsblad, voor de overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten waarvan de geraamde
waarde lager is dan 30 000 euro exclusief belasting over de toegevoegde waarde, die vanaf die datum worden
bekendgemaakt of hadden moeten worden bekendgemaakt, alsmede voor de overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten
waarvoor, bij gebreke van een verplichting tot voorafgaande bekendmaking, vanaf die datum wordt uitgenodigd
tot het indienen van een offerte. Art. 2. Het bedrag bedoeld in artikel 14/1, vierde lid, van
de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, ingevoegd bij de wet van 7 april 2019, bedraagt 3
000 euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Art. 3. Het bedrag bedoeld in artikel
32/1, vierde lid, van de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten, ingevoegd bij de
wet van 7 april 2019, bedraagt 3 000 euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Art.
4. Het bedrag bedoeld in artikel 11/1, vierde lid, van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten
en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, ingevoegd
bij de wet van 7 april 2019, bedraagt 3 000 euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde. Art.
5. Het onderhavige koninklijk besluit treedt in werking op de dag bepaald in artikel 1, 3°, behalve
wat betreft de toepassing van : 1° artikel 1, 1°, dat in werking treedt op de dag bepaald
in artikel 1, 1° ; 2° artikel 1, 2°, dat in werking treedt op de dag bepaald in artikel 1,
2°. Art. 6. De Eerste Minister, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de minister bevoegd
voor Kleine en Middelgrote Ondernemingen en de minister bevoegd voor Digitalisering zijn, ieder wat hem
betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 9 maart 2022. FILIP Van
Koningswege : De Eerste Minister, A. DE CROO De Minister van Ambtenarenzaken, P.
DE SUTTER De Minister van KMO's, D. CLARINVAL De Staatssecretaris voor Digitalisering, belast
met Administratieve Vereenvoudiging, M. MICHEL